Windenergie vervuilt onze aardbol niet en is een onuitputtelijke bron van energie. Dit in tegenstelling tot fossiele brandstoffen. Nederlanders wisten eeuwenlang handig gebruik te maken van de wind. Een traditie die medewerkers van De Kleine Aarde weer oppikten. Vanaf de oprichting waren er bij De Kleine Aarde allerlei lucratieve experimenten met windenergie.
Achtertuin
Hoewel de Elektriciteitswet van 1989 pas toestemming geeft voor het bezit van particuliere windmolens, probeerden idealisten in de jaren zeventig toch een geschikte ‘achtertuin-windmolen’ te ontwerpen. De grootste obstakels die overwonnen moesten worden, waren de installatie en de kosten. De Kleine Aarde vormde in 1975 de ‘windmolenwerkgroep’ bestaande uit TU-studenten en medewerkers. Ze testten verschillende generatoren en maakten allerlei proefmodellen. In 1976 was het prototype klaar.
Kinderziektes
In een nummer van De Kleine Aarde stond het volgende citaat van een van de bouwers: ‘We hebben een pilsje gedronken en zeiden tegen de belangstellenden, nou eh, over een half jaar ongeveer komt de brochure wel uit.’ Deze relaxte uitspraak bleek achteraf toch wel verstandig, want de DKA-Zelfbouwwindmolen bleek nog een paar kinderziektes te hebben. Nadat die waren overwonnen werd in 1978 een boekje uitgegeven, waarin werd uitgelegd hoe zo’n molen werkte en hoe deze gebouwd kon worden.
Fietswiel-windmolen
Iets eenvoudiger om zelf te maken was het erg Hollandse idee van een fietswiel-windmolen. Deze leverde slechts genoeg stroom op voor bijvoorbeeld een radio, maar alle kleintjes hielpen.
Belangrijkste bestanddelen waren een fietswiel, oplaadbare batterijen, een plankje en wat draad. De bedoeling was om tussen twee spaken plastic te spannen. Dat leverde uiteindelijk negen wieken op. Na een investering van ongeveer honderd gulden voor een speciale dynamo kon er stroom worden opgewekt voor radio en batterijoplader die nodig was voor een windstille dag.
Lampjes
Voor als het te hard zou waaien kon de stroomopwekking beperkt worden door middel van een serie fietslampjes, die tussen de molen en de radio in werden geplaatst. Een voordeel van de fietswielmolen was dat deze ‘orkaan’ bestendig was. Bij andere molens moesten er allerlei remmechanismen bedacht worden, zodat ze bij een storm niet zo hard gingen draaien en tenslotte in brand vlogen.
Amerikaanse molen
Eind jaren zeventig kon De Kleine Aarde een vijftig jaar oude stalen Amerikaanse windmolen krijgen. Zo een die je altijd in films ziet. De twintig meter hoge molen stond aan de Kromme Mijdrecht ten zuiden van Uithoorn. Helaas had de sloper nogal haast en hield zich niet aan de gemaakte afspraken. Voordat De Kleine Aarde de demontage en vervoerskosten had kunnen arrangeren, was het kwaad al geschied. De Kleine Aarde had een proces kunnen aanspannen, maar besloot zulk soort zaken over te laten aan de ‘grote aarde’.
Tips
Aan windenergie werd in bijna ieder nummer van het tijdschrift aandacht geschonken. Zo wijdde het tijdschrift een verhaal aan de eigenaar van een motorenbedrijf die in zijn vrije tijd molens bouwde. Een van de proefondervindelijke tips die hij gaf, was dat je veel verf op de wieken moest doen als je een molen voor de eerste keren liet draaien. Zo’n nieuwe molen maakte enorme herrie, maar als je later keek waar de verf door de lucht is weggedrukt, wist je waar er nog weggeschaafd moest worden. Als je deze procedure een paar keer zou herhalen kreeg je volgens meneer Breedenoord uiteindelijk iets dat goed draaide. Zijn wensdroom was een enorme dertig meter hoge molen te bouwen.
Het wentelwiekje
De Kleine Aarde had het hoger op met kleinschaligere ideeën. En het summum aan klein was de ‘wentelwiek’. Iemand had een expositie gezien over piramidehuizen met daarop de traditionele molentjes met een horizontale as. De uitvinder in spé vroeg zich af of een molen met een verticale draaiingsas niet beter zou zijn.
De Perzen
Hij was niet de eerste die dit bedacht. De Persen waren hem een paar honderd jaar voor geweest. Het unieke van zijn ontwerp was dat de wieken om een centrale as maar als paar ook nog een keer om de eigen as. De bedoeling is dat een van de wieken van het paar een zo groot mogelijke windvang heeft en de ander een zo klein mogelijke luchtweerstand.
Technisch vernuft
Een goede windmolen blijkt niet echt gemakkelijk te bouwen te zijn, technisch vernuft is onontbeerlijk. Misschien is het makkelijker als je in een gemeente zoals Tilburg woont, waar je groene stroom kunt kopen, waardoor er meer geld wordt geïnvesteerd in windmolenparken. Hoewel tot nu toe slechts een klein deel van onze energie wordt opgewekt met windenergie, begint de belangstelling groter te worden. De overheid stimuleert het door bijvoorbeeld boeren subsidie te geven als ze een molen op hun erf zetten. En zelfs Shell verwacht in zijn recente -toekomstscenario’s dat er in 2030 ongeveer een derde aan de energie geleverd zal worden door blijvende energiebronnen. Hopelijk is het meer.